Voor het internationale onderzoeksproject Swimway Vecht werden 113 windes operatief voorzien van een zender. Zo konden die daarna worden gevolgd via hydrofoons (ontvangers) die zijn geplaatst vanaf de bovenloop van de Overijsselse Vecht tot en met het Ketelmeer. Dit gaf de onderzoekers allereerst een goed beeld van de migratiemogelijkheden en -knelpunten in dit stroomgebied. Bovendien werd ook duidelijk dat periodes met een hoge waterafvoer bij de winde favoriet zijn om stroomopwaarts te migreren – zoals van meer trekvissen bekend is.
Toen migreerde meer dan helft van de gezenderde windes stroomopwaarts. De daaropvolgende winter diende de eerste piek in de waterafvoer zich echter al rond de kerstdagen aan, maanden voor de daadwerkelijke paaiperiode van de winde. In een paar dagen steeg de afvoer van 25 m³/s naar meer dan 200 m³/s. Dat was toen voor maar liefst driekwart van de gezenderde vissen al het startsein om naar de paaigebieden te migreren.
Dankzij dit onderzoek kunnen we in elk geval voorzichtig concluderen dat een gerichte visserij op winde in de Overijsselse Vecht soms al veel eerder in de winter mogelijk is dan voorheen werd gedacht (als daarbij tenminste aan de voorwaarde van een hoge waterafvoer wordt voldaan). Wellicht geldt dit ook voor andere rivieren. Het is daarom geen gek idee om de waterafvoer goed in de gaten te houden en misschien al eerder in de winter eens een poging op de winde te wagen.
Stijging waterafvoer in Overijsselse Vecht tijdens wintermaanden
De Overijsselse Vecht is een zogenaamde regenrivier, wat inhoudt dat de afvoer na veel regenval snel toeneemt. Waar de afvoer gedurende de zomermaanden doorgaans heel laag is, neemt die in het najaar en de winter toe. Vooral in de maanden januari tot en met maart valt er vaak flink wat neerslag, al kan dat per jaar aanzienlijk verschillen. Zo liep de afvoer in 2020 vanaf februari sterk op, tot meer dan 300 m³/s.Toen migreerde meer dan helft van de gezenderde windes stroomopwaarts. De daaropvolgende winter diende de eerste piek in de waterafvoer zich echter al rond de kerstdagen aan, maanden voor de daadwerkelijke paaiperiode van de winde. In een paar dagen steeg de afvoer van 25 m³/s naar meer dan 200 m³/s. Dat was toen voor maar liefst driekwart van de gezenderde vissen al het startsein om naar de paaigebieden te migreren.
Paaimigratie niet allen beïnvloed door watertemperatuur en daglengte
Veel sportvissers gingen er altijd vanuit dat behalve een hoge(re) waterafvoer vooral de stijgende watertemperatuur en de toenemende daglengte in maart en april voor de winde een grote rol speelden bij de paaimigratie. Op basis van de onderzoeksresultaten lijkt dat niet het geval te zijn. De paai zelf staat wel in nauw verband met de watertemperatuur en vindt meestal eind maart of begin april plaats. Daarna verlaten veel windes – zij het niet allemaal – de Overijsselse Vecht weer vrij snel.Dankzij dit onderzoek kunnen we in elk geval voorzichtig concluderen dat een gerichte visserij op winde in de Overijsselse Vecht soms al veel eerder in de winter mogelijk is dan voorheen werd gedacht (als daarbij tenminste aan de voorwaarde van een hoge waterafvoer wordt voldaan). Wellicht geldt dit ook voor andere rivieren. Het is daarom geen gek idee om de waterafvoer goed in de gaten te houden en misschien al eerder in de winter eens een poging op de winde te wagen.